Het beloofde een mooie, zonnige dag te worden. Hazel had inmiddels al wel in de gaten wanneer de dagelijkse regenbuien zich bevonden en dus had ze netjes gewacht terwijl ze binnen in de ijsshop een ijsje at, haar blik gericht op het miezerige weer buiten. Ze droeg een short en een topje, dus dat was nu niet echt ideaal om in die regenbui te gaan lopen. Haar arm deed inmiddels niet meer zo’n zeer van de val die ze in de supermarkt had meegemaakt, waar ze Maeve had ontmoet. Ze had geluk dat er niks gebroken was geweest en dat ze er nog tamelijk goed vanaf was gekomen; enkel ’s avonds had ze flink wat blauwe plekken ontdekt, maar dat was wel het minste waar ze mee kon dealen. Ze was als kind zijnde al echt heel onhandig geweest; haar ouders hadden haar altijd aangetroffen vol met schrammen en blauwe plekken. Ze was avontuurlijk aangelegd en dat was duidelijk in haar gedrag. Haar ouders hadden hun hart meerdere keren vastgehouden als hun dochter weer eens verdwenen was, maar al bij al viel het wel mee en was er nooit echt iets ergs gebeurd wat Hazel’s avontuurlijke uitspattingen betrof. Ze dacht vaak met een glimlach terug aan de momenten dat haar vader haar terug in huis had gehaald en haar vervolgens een hele preek had gegeven over hoe gevaarlijk het was om in de buitenwereld zomaar ergens naartoe te gaan, maar ze had hem altijd makkelijk om haar vinger kunnen winden met een lieve glimlach en een knuffel. Haar moeder was op dat vlak wat hardleerser en had Hazel nog altijd streng aangekeken na haar hele preek, maar uiteindelijk ging dat ook altijd weer over en hadden ze het heel goed met hun drieën gehad. Hazel keek toch wat sip naar de grond als ze dacht aan haar ouders die ze nu moest missen, maar ze beurde al snel weer op van het idee dat ze in het in de lus ook heel fijn had. Al zou haar moeder het waarschijnlijk niet echt goedkeuren als ze wist met wat voor jongen Hazel closer begon te worden. Haar moeder hield niet zo van die arrogante types en Hazel normaal gezien ook niet, maar toch was er iets aan hem wat haar hem juist wel deed mogen. Hazel was zo erg in gedachten verzonken dat ze niet wist waar ze liep en botste dan ook vol tegen iemand op. “Oh, sorry!” riep ze snel. “Gaat het? Ik heb je hopelijk geen pijn gedaan?”